Verslag Reuring!Café #123 | De nieuwe start van Europa; Hoe gaan we samenwerken?

Verslag Reuring!Café #123 | De nieuwe start van Europa; Hoe gaan we samenwerken?

Op 26 november 2024 vond de 123e editie van het Reuring!Café plaats, met als thema “De nieuwe start van Europa: Hoe gaan we samenwerken?”. Dit Reuring!Café werd georganiseerd in samenwerking met de Nederlandse vertegenwoordiging van de Europese Commissie en van het Europees Parlement. Mark Frequin trad, zoals gebruikelijk, op als debatleider, en de avond werd muzikaal ondersteund door huisband Wizards of AZ. We hadden deze editie maar liefst vijf bankgasten.
Op deze pagina kunt u de samenvatting lezen.

In deze editie stonden de beleidslijnen 2024-2029 van Commissievoorzitter Ursula von der Leyen centraal, toegelicht door Cecilia Thorfinn, plaatsvervangend hoofd van de Nederlandse EU-vertegenwoordiging. In dit overgangsjaar werden uitdagingen en kansen voor een sterkere en veerkrachtige Unie besproken, met een focus op de Green Deal, digitale transitie, kapitaalmarktunie, defensiesamenwerking, civiele bescherming en toekomstgericht landbouwbeleid.

De eerste gast van de avond was Pieter Jeroense, plaatsvervangend algemeen directeur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Als vertegenwoordiger van gemeenten speelt hij een belangrijke rol in het vertegenwoordigen van hun belangen, die deels ook in Europa zijn. Daarnaast werkt hij nauw samen met VNG International, de dochteronderneming van de VNG, die actief is in 25 landen, waaronder Oekraïne, voor een sterke lokale overheid.

Op de vraag “Wat hebben gemeenten met Europa?” gaf Pieter aan hoe Europees beleid het dagelijks leven beïnvloedt. Hij vertelde hoe glasvezelwerkzaamheden in zijn straat, die hij eerst als lokaal initiatief zag, voortkwamen uit Europese regelgeving. Dit toont hoe Europa zichtbaar is in de directe leefomgeving.

De tweede gast van de avond was Mendeltje van Keulen, professor of practice “European Impact” aan de Haagse Hogeschool. Met haar boeken en haar werk binnen het lectoraat zet Mendeltje zich in om Europese zaken toegankelijk en begrijpelijk te maken, niet alleen voor professionals maar ook voor studenten. Ze vindt het belangrijk om hen al tijdens hun opleiding voor te bereiden op de Europese wet- en regelgeving waarmee ze later in hun werk te maken krijgen, en hoe ze deze kunnen beïnvloeden.
Saïd Fazili, directeur Europese Integratie bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, was de derde gast van dit Reuring!Café. Hij benadrukte dat Europa essentieel is om nationale doelstellingen te bereiken, van veiligheid tot economische stabiliteit. Op de vraag van Mark Frequin, “Wat maakt dat Europa nu belangrijker is geworden?”, legde Saïd uit dat we in een wereld leven waarin landen niet langer zelfstandig alle uitdagingen aankunnen.

Saïd sprak daarnaast de hoop uit dat het debat niet alleen binnen de ‘bubbel’ zou blijven van mensen die Europa van nature belangrijk vinden, maar ook de brug zou slaan naar mensen voor wie Europa ver weg voelt of irrelevant lijkt.

De vierde gast van dit Reuring!Café was Tom de Bruijn, oud-minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Buitenlandse Zaken, voormalig Permanente Vertegenwoordiger van Nederland bij de EU, en auteur van het boek Hoogmoed en Onmacht: Geopolitiek in de Europese Unie. In zijn boek concludeert Tom dat de EU soms te ambitieuze doelen nastreeft, waarvoor ze eigenlijk niet de capaciteit heeft. Hij pleit ervoor dat de Unie bescheidener moet zijn in haar ambities en deze beter afstemt op haar daadwerkelijke capaciteit.

De laatste gast van dit Reuring!Café was Fabian Ebbers, coördinator Europa en internationale aangelegenheden bij de provincie Zuid-Holland. Net als gemeenten hebben provincies direct te maken met de uitvoering van Europese regelgeving en de impact daarvan op lokaal beleid. Fabian benadrukte dat deze verbinding tussen Europa, het rijk, en de regio’s essentieel is om effectief beleid te realiseren.
Hij sprak de hoop uit dat het debat aandacht zou besteden aan “de betrokkenheid van ons als regio’s en hoe wij elkaar kunnen versterken, ook richting het rijk.” Hoewel er in de afgelopen jaren stappen zijn gezet, merkte hij op dat de praktijk vaak uitdagend en soms zelfs stroef verloopt. Fabian stelde zich als doel om tijdens het debat een bijdrage te leveren aan het versterken van deze samenwerking, zodat provincies een nog krachtigere rol kunnen spelen in het verbinden van Europese en nationale belangen.
Nadat alle bankgasten geïntroduceerd waren, begon de debatleider Mark Frequin het gesprek.

Het thema defensie staat tegenwoordig hoog op de agenda van de Europese Commissie. Mark Frequin vroeg Tom de Bruijn of dat ook het geval was toen hij in Brussel werkte. Tom antwoordde dat defensie destijds nauwelijks onderwerp van gesprek was, afgezien van vredesmissies buiten de EU. De focus op defensie, specifiek ter bescherming van ons eigen grondgebied tegen dreigingen zoals Rusland, was simpelweg niet aan de orde. Maar door de geopolitieke veranderingen is dat drastisch veranderd.

De huidige Commissie, onder leiding van Ursula von der Leyen, heeft defensie een prioriteit gemaakt. Zij stelde zelfs een speciaal commissaris aan met defensie in diens portefeuille. Tom sprak de hoop uit dat deze ontwikkeling, samen met de nieuwe Commissie, zal leiden tot concrete besluiten op dit gebied.
Saïd Fazili stelde een kritische vraag: “Wat kan Europa en de Commissie op dit gebied eigenlijk doen?” Hij wees erop dat veel defensiezaken bij de lidstaten liggen. Hoewel hij het goed vond dat de Commissie dit initiatief neemt, benadrukte hij dat de uiteindelijke beslissingen in handen liggen van de lidstaten.

Tom de Bruijn stelde dat de Commissie zich moet concentreren op waar haar kracht ligt, namelijk de interne markt. Binnen dat kader kan de EU een significante rol spelen in de ontwikkeling van de defensie-industrie.

Mark stelde Pieter de vraag: “Europa wordt gezien als een plek waar ongelooflijk veel regels worden gemaakt, daar hebben we last van.” Pieter erkende dit beeld, maar benadrukte dat er door gesprekken zoals dit en door de toenemende veiligheidsdruk een kantelpunt lijkt te ontstaan. Volgens hem voelen mensen steeds meer dat er iets moet gebeuren. Pieter haalde ook de coronaperiode aan als voorbeeld, waarin veel mensen begrepen wat de EU deed en zagen dat er scherpe keuzes werden gemaakt. Mark wierp hier tegenin dat zijn ervaring tijdens die tijd juist was dat Europa nergens te bekennen was en volledig op slot leek te staan. Hoewel Pieter ervan overtuigd is dat de houding tegenover Europa langzaam verandert, merkte hij op dat er een duidelijk verschil blijft tussen hoe kleine en grote gemeenten de EU ervaren en waarderen. Dit benadrukt de noodzaak om de dialoog over Europa te blijven voeren, zowel op lokaal als op nationaal niveau.

Tom ging in op de vraag van Mark over dat er te veel regels vanuit Europa komen. Hij noemde dit een mythe. Volgens Tom moeten we juist blij zijn dat de regelgeving vanuit de EU komt, omdat dit voorkomt dat we met 27 verschillende regels van alle lidstaten te maken hebben. Hij benadrukte dat dit uniformiteit en duidelijkheid creëert, wat essentieel is voor een goed functionerende interne markt.
Pieter haakte hierop in, aangezien hij dagelijks te maken heeft met de uitdagingen waar gemeenten voor staan. Hij benadrukte dat gemeenten een enorme hoeveelheid opgaven hebben.

Mark vroeg Fabian of dit op regionaal niveau ook speelt. Fabian legde uit dat het vooral draait om hoe wetgeving uiteindelijk wordt uitgevoerd. “Daar merken we af en toe dat het knelt,” zei hij. Daarom is het volgens hem cruciaal dat regio’s aan de voorkant van het wetgevingsproces beter worden meegenomen.
Cecilia bouwde hierop voort met enkele opmerkingen. Ze benadrukte dat de EU gezien moet worden als een cirkel waarin het lokale, regionale, nationale en Europese niveau met elkaar verbonden zijn. “We hebben veel besloten in het kader van de Green Deal, digitalisering en andere beleidsterreinen, maar in de uitvoering leren we ook veel. Het is niet statisch,” legde ze uit. Daarom is een goede feedbackloop essentieel, waarbij de dialoog soepel en continu moet verlopen.

Daarnaast ging ze in op de relatie tussen de NAVO en de EU. Ze benadrukte dat de NAVO de onbetwiste pijler blijft voor collectieve territoriale defensie, een visie die ook door de Europese Commissie wordt gedeeld. Toch ziet Cecilia mogelijkheden voor de EU om bij te dragen, met name via de interne markt, door de ontwikkeling van de defensie-industrie binnen Europa te versterken. Hiermee benadrukte ze de complementaire rol die de EU kan spelen naast de NAVO.

Het debat werd afgesloten door Fabian, die benadrukte dat de systemen voor inspraak wel degelijk bestaan. Hij richtte zich specifiek op de rol van provincies in defensie kwesties en stelde de vraag: “Waar ligt de grens wat provincies kunnen bijdragen?” Dit is volgens hem niet alleen een Europees, maar ook een nationaal vraagstuk.

Fabian legde uit dat provincies steeds vaker te maken krijgen met vragen rondom de defensie-industrie, zoals het stimuleren van de regionale economie en het creëren van ruimte voor de vestiging van defensiegerelateerde bedrijven. Dit zijn thema’s die al op de agenda van de provincies staan en waar nu actief aan wordt gewerkt. Hiermee onderstreepte hij de cruciale rol van provincies in de verbinding tussen nationale en Europese defensiebeleid.

Na de pauze, met muziek van de Wizards of AZ, was het tijd voor vragen uit het publiek.

Mendeltje legde uit dat het voor uitvoeringsorganisaties vaak een uitdaging is om de juiste aanspreekpunten te vinden. Ze vertelde dat verschillende onderwerpen bij verschillende ministeries liggen. Dit maakt het volgens haar een puzzel om steeds de juiste mensen en kanalen te vinden, wat de samenwerking tussen uitvoeringsorganisaties en beleidsmakers ingewikkelder maakt.
Het centrale thema van de avond kwam opnieuw naar voren: Hoe gaan we samenwerken? En specifiek, hoe doen we dat met een kabinet dat bekend staat om een eurosceptische houding?
Mendeltje benadrukte dat de koers van het kabinet een weerspiegeling is van de keuzes van het electoraat. Tegelijkertijd gaf ze aan dat er binnen ambtelijke kringen juist veel enthousiasme bestaat voor de EU en de samenwerking die deze biedt. Pieter herkende dat eurosceptische beeld ook niet volledig op gemeentelijk niveau, hij zag juist een groeiend positief bewustzijn en een toenemende waardering voor Europa onder gemeenten.
Saïd voegde hieraan toe dat er ook zaken zijn die minder goed gaan. Hij beschreef Nederland als een uniek land: dichtbevolkt, met beperkte ruimte en amper natuur. Hij pleitte ervoor dat Brussel meer rekening houdt met de specifieke kenmerken van een land. “De bouw-, landbouw- en natuuragenda botsen vaak met elkaar,” legde hij uit. Volgens hem is het belangrijk dat Europese regelgeving flexibeler wordt toegepast, zodat deze beter aansluit op de unieke situatie van landen.
Een oproep uit het publiek bracht een ander perspectief naar voren. De spreker uitte kritiek op de neiging van de Nederlandse overheid om bij problemen in de uitvoering direct Brussel de schuld te geven. Hij stelde dat de uitdagingen waar Nederland mee kampt vaak al jaren bestaan.
In tegenstelling tot Saïd, die pleitte voor meer aandacht voor de unieke positie van Nederland binnen de EU, vertelde de spreker dat Nederland zichzelf niet moet zien als een uitzonderlijk land dat speciale regels nodig heeft. “Als wij dat zeggen, zullen andere landen hetzelfde doen,” vertelde hij. Hij benadrukte dat Nederland vooral zijn eigen verantwoordelijkheid moet nemen en werk moet maken van het verbeteren van de uitvoering binnen de bestaande Europese regels.
Cecilia reageerde hierop door te benadrukken hoe belangrijk het is om ook de voordelen van de EU zichtbaar te maken. Ze stelde dat we vaak in gesprek blijven met mensen binnen onze eigen bubbel, terwijl het juist waardevol is om buiten die kring te treden.
Afsluiting
Cecilia sloot af met een positieve noot en benadrukte dat het debat vooral draaide om het “hoe”. Ze vond het inspirerend om te zien dat alle bestuurslagen, vertegenwoordigd aan tafel, de wens hebben om samen te werken.
Fabian gaf aan dat de regio’s klaarstaan om samen met het rijk de uitdagingen aan te gaan. Hij benadrukte dat vanuit de regio’s waardevolle input kan worden geleverd om oplossingen te vinden voor de problemen die we gezamenlijk moeten aanpakken.
Tom pleitte voor eenheid binnen Europa en waarschuwde tegen fragmentatie. Hij benadrukte dat Europa zich niet moet laten verdelen door externe machten zoals Amerika.
Saïd sloot af met de leus “Europa zijn wij zelf.” Tegelijkertijd erkende hij dat we zelf verantwoordelijk zijn als het niet goed gaat. Hij maakte duidelijk dat “nee zeggen” of opkomen voor je eigen belangen geen anti-Europese houding is. Volgens hem moeten we niet bang zijn om onze standpunten krachtig te verdedigen binnen de Europese samenwerking.
Mendeltje deed een oproep aan alle bestuurslagen op de bank. Ze stelde voor om in het komende jaar, waarin de EU elke maand nieuwe voorstellen presenteert, in elk provinciehuis een debat te organiseren.
Pieter verwees naar de situatie in Oekraïne en sprak de hoop uit dat Europa zich vast blijft houden aan de principes van solidariteit en samenwerking.

Verslag Reuring!Café #121 | De Staat van de Uitvoering vraagt om het doorbreken van de status quo

Verslag Reuring!Café #121 | De Staat van de Uitvoering vraagt om het doorbreken van de status quo

Op 17 september 2024 vond de 121e editie van het Reuring!café plaats, met als thema “De Staat van de Uitvoering vraagt om het doorbreken van de status quo’’. Dit Reuring!café werd georganiseerd in samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staat van de Uitvoering. In deze editie stond het debat over de uitdagingen in de publieke dienstverlening centraal. Mark Frequin trad, zoals gebruikelijk, op als debatleider, en de avond werd muzikaal ondersteund door huisband Wizards of AZ.

Op deze pagina kunt u de uitzending terugkijken en de samenvatting lezen

De avond werd geopend door Abdeluheb Choco, directeur-generaal van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en voorzitter van de stuurgroep Staat van de Uitvoering. Hij zette de toon door te benadrukken dat de publieke dienstverlening onder grote druk staat door de toenemende complexiteit van wet- en regelgeving en de gebrekkige gegevensuitwisseling tussen organisaties. Abdeluheb opende het debat met de vraag: ‘’Wat gaan we nou doen en hoe om die status quo echt te doorbreken?’’

De eerste gast was Diana Starmans, lid van de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Zij wees erop dat uitvoerders vaak te laat betrokken worden bij het beleidsvormingsproces, wat leidt tot onnodige complexiteit en inefficiëntie. Volgens Diana moet de betrokkenheid van uitvoeringsorganisaties vanaf het begin van beleidsontwikkeling worden verbeterd om betere dienstverlening te waarborgen.

De tweede gast was Peter Teesink, gemeentesecretaris van Amsterdam. Hij sprak over de problematiek van de verkokering binnen overheidsorganisaties, waarbij verschillende beleidsvelden te weinig samenwerken. Hij benadrukte dat er behoefte is aan een meer integrale aanpak om publieke dienstverlening te verbeteren. Pieter vond dat er meer uitwisseling tussen overheidsinstanties moet komen, zodat burgers niet de dupe worden van inefficiëntie.

Bernard ter Haar, oud-topambtenaar en publicist, was de derde gast van de avond. Hij benadrukte dat de kloof tussen beleid en uitvoering nog steeds groot is en dat er meer samenwerking nodig is om die te overbruggen. Volgens Bernard moet er sneller gehandeld worden om de uitvoeringspraktijk te verbeteren. Hij pleitte voor meer ruimte voor uitvoerders om zelf problemen op te lossen en niet afhankelijk te blijven van trage politieke processen. Ook vond hij dat de uitvoerders zelf aan tafel moeten zitten om verandering door te brengen.

De vierde gast van de avond was Alexander Pechtold, algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijbewijzen (CBR). Hij deelde zijn praktijkervaring en benadrukte dat uitvoeringsorganisaties steeds beter voor zichzelf opkomen, maar dat dit nog niet voldoende is. Terugkijkend op zijn tijd in de politiek, betreurde hij dat hij de uitvoering zelden zag, en wanneer hij dat wel deed, was het vaak gepolijst, waardoor een volledig beeld van de organisatie ontbrak.

Nadat alle bankgasten geïntroduceerd waren, begon debatleider Mark Frequin het gesprek

Mark Frequin leidde het debat en richtte de aandacht op de frustraties die veel uitvoerders ervaren. Hij stelde dat de overheid te vaak vastloopt in haar eigen bureaucratische processen en dat het voor uitvoeringsorganisaties moeilijk is om werkelijk invloed uit te oefenen op beleidsvorming. De gasten waren het erover eens dat er meer samenhang en eenvoud in de publieke dienstverlening nodig is.

Diana Starmans benadrukte dat de complexiteit van wet- en regelgeving een van de grootste obstakels blijft. Ze pleitte voor het versimpelen van procedures en het geven van meer ruimte aan uitvoerders om maatwerk te leveren. Dit zou volgens haar de dienstverlening verbeteren en ervoor zorgen dat burgers sneller en beter geholpen worden. Diana Starmans benadrukte het belang van kruisbestuiving tussen organisaties, omdat veel mensen en instanties “gewoon een andere taal spreken.” Ze verwees naar het gebruik van ingewikkelde taal binnen overheidsorganisaties, wat communicatie en samenwerking vaak moeilijker maakt. Volgens Diana moeten organisaties beter naar elkaar luisteren en leren van elkaars ervaringen om de publieke dienstverlening te verbeteren. Deze kruisbestuiving, waarbij kennis en perspectieven worden gedeeld, is nodig voor het overbruggen van verschillen en het vereenvoudigen van processen.

Peter Teesink voegde hieraan toe dat gegevensuitwisseling tussen verschillende overheidsorganisaties nog steeds onvoldoende is. Hij noemde voorbeelden van burgers die vastlopen omdat verschillende instanties niet samenwerken. Volgens Peter is een betere samenwerking en informatieuitwisseling tussen verschillende beleidsvelden essentieel om de dienstverlening te verbeteren.

Bernard ter Haar bracht de systematische problemen in de organisatie van de overheid naar voren. Hij benadrukte dat deze weeffouten de efficiëntie en effectiviteit van de dienstverlening ondermijnen. Hij riep de overheid op om niet alleen kleine verbeteringen door te voeren, maar om fundamentele veranderingen in de organisatie en in de overheid te maken. Bernard ter Haar antwoordde op de vraag wat hij met de kennis van nu anders zou doen door te zeggen dat hij echt zou willen doorpakken. In zijn tijd werd de verbinding tussen beleid en uitvoering veel meer gelegd. Zowel Bernard als Diana Starmans benadrukten het belang van het opdoen van praktijkervaring. Ze pleiten ervoor dat medewerkers stage lopen om inzicht te krijgen in de uitvoering. Bernard merkte echter op dat er tegenwoordig amper capaciteit is om dit te doen, wat een uitdaging vormt voor het verbeteren van de samenhang tussen beleid en praktijk.

Abdeluheb Choco benadrukte de noodzaak van meer tempo in de veranderingen die nodig zijn om de uitvoeringspraktijk te verbeteren en om samen verder te gaan. In reactie hierop ondersteunde Bernard ter Haar dit idee en gaf aan dat meer verbinding tussen beleid en uitvoering cruciaal is. Peter voegde hieraan toe dat betere samenwerking en uitwisseling tussen overheidsorganisaties nodig is om vooruitgang te boeken. Beide waren het eens dat het huidige tempo onvoldoende is om de noodzakelijke verbeteringen snel genoeg door te voeren.

Peter Teesink vertelde dat we zien dat de uitvoering steeds meer vastloopt, wat negatieve gevolgen heeft voor de inwoners van onze stad. Onze dienstverlening is op een zorgwekkend niveau beland, en burgers ervaren de gevolgen hiervan direct. Er moet een beweging komen die niet alleen van bovenaf wordt aangestuurd, maar waarbij ook de uitvoerders aan tafel zitten en niet zomaar accepteren hoe het nu gaat. Bernard is het hiermee eens, maar stelt dat de politiek geen beweging toont, waardoor de verandering elders moet komen.

Afsluiting

De avond eindigde met een oproep aan alle betrokkenen om samen te werken aan een toekomstbestendige publieke dienstverlening. De boodschap was duidelijk: er zijn veranderingen nodig om de complexiteit te verminderen en de uitvoeringspraktijk te verbeteren. Alleen door beter samen te werken en sneller in te spelen op de recente uitdagingen kan de overheid effectief blijven functioneren.

Verslag Reuring!Café #120 | Kan de overheid omgaan met een kantelende wereldorde? | 28 mei 2024

Verslag Reuring!Café #120 | Kan de overheid omgaan met een kantelende wereldorde? | 28 mei 2024

Op 28 mei was het weer tijd voor een Reuring!Café, ditmaal de 120e editie. Dit café werd georganiseerd in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken, met als thema “Kan de overheid omgaan met een kantelende wereldorde?”. De avond werd afgetrapt door de huisband Wizards of AZ. En zoals gebruikelijk was Mark Frequin de debatleider van de avond.

Op deze pagina kunt u de uitzending terugkijken en de samenvatting lezen

Paul Huijts, secretaris-generaal bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, opende het debat met de vraag: hoe kan de overheid omgaan met een kantelende wereldorde? Hij benadrukte het belang van deze vraag in een tijd waarin geopolitieke verschuivingen plaatsvinden en traditionele verhoudingen niet langer van toepassing lijken te zijn.

De eerste gast van de avond was Haroon Sheikh. Hij is lid van de wetenschappelijke raad voor regeringsbeleid (WRR) en tevens hoogleraar filosofie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. In het kader van de kantelende wereldorde geeft Haroon direct aan dat het belangrijk is dat we niet vast blijven hangen in stereotypes. Zo is de relatie die de EU nu met China heeft niet dezelfde als bijvoorbeeld 20 jaar geleden. Hij wees daarmee op het belang van een brede kijk op de wereld en het vermogen om open te staan voor verschillende perspectieven.

De tweede gast van de avond was Paul ‘t Hart, hoogleraar in Recht, Economie, Bestuur en Organisatie. Paul begon met een korte anekdote over zijn tijd als leraar in Australië. Hier leerden zijn kinderen op de basisschool bij Aardrijkskunde dat Australië in het midden ligt op de wereldkaart. Hiermee onderstreepte Paul hoe belangrijk het is om bewust te zijn van de verschillende perspectieven van landen. Hij sprak verder over het belang van empathie en het vermogen om te kunnen reflecteren op de Nederlandse situatie in een wereld die voortdurend verandert.

De derde gast van de avond was Elanor Boekholt-O’Sullivan, luitenant-generaal bij de koninklijke luchtmacht. Elanor opende het gesprek met haar inzicht over het belang van samenwerking en flexibiliteit binnen de overheid. Ze benadrukte de noodzaak voor een integrale aanpak om effectief te kunnen reageren op de veranderingen in de wereldorde. Ze sprak ook over de bereidheid van de Nederlandse samenleving in het geval van een conflict.

De vierde gast van de avond was Jacqueline Zuidweg, algemeen directeur van Zuidweg & Partners, zij deelde haar perspectief als ondernemer. Ze sprak over het belang van veerkracht en het vermogen om te kunnen omgaan met tegenslagen. Jacqueline benadrukte dat ondernemerschap essentieel is in een tijd waarin de wereld snel verandert.

Nadat alle bankgasten geïntroduceerd waren, begon debatleider Mark Frequin het gesprek.

Mark Frequin bracht naar voren dat landen soms worstelen met democratie en dat Nederland de neiging heeft om te denken dat het de zaken beter weet dan anderen. Hij wees op een soort beoordelende houding die Nederland zichzelf toekent ten opzichte van andere landen, iets wat ook door Haroon Sheikh werd benoemd. Sheikh noemde het Nederlandse fenomeen van het ‘geheven vingertje’ en de zendingsdrang die daarbij komt kijken, vergelijkbaar met de VS. Dit roept de vraag op of er nog ruimte is voor samenwerking in een wereld waar iedereen lijkt te streven naar eigenbelang.

Paul ‘t Hart benadrukte de toename van grote machtscentra en de complexiteit van geopolitieke belangen, waarbij verschillende wereldbeelden met elkaar botsen. Hij merkte op dat Nederland moet erkennen dat zijn dominante verlichtingsideaal nu concurrentie krijgt van andere narratieven, zoals het postkoloniale perspectief. Dit brengt de hypocrisie van het Nederlandse morele superioriteitsgevoel steeds meer aan het licht. 

Elanor Boekholt-O’Sullivan besprak het belang van het schillenmodel voor de krijgsmacht, waarbij beroepsmilitairen, reservisten en de maatschappij als geheel samenwerken. Ze keek hierbij naar voorbeelden uit Scandinavische landen, hoewel ze erkende dat Nederland cultureel anders is en andere uitdagingen kent, vooral met betrekking tot de nabijheid van Rusland.

 Elanor sprak ook over de bereidheid van het Nederlandse volk om zich voor te bereiden op een conflict. Kunnen we met elkaar wennen aan het beeld dat er weer tanks door de straat rijden. Zijn we daar dan trots op? Zijn we bereid het spoor niet te gebruiken als er apparatuur van Defensie getransporteerd moet worden. De dreiging wordt volgens Elanor nog niet voldoende gevoeld bij veel mensen.

Jacqueline Zuidweg sprak over de bewustwording van grote bedrijven, over de veranderingen in de wereld en de uitdagingen die dat met zich meebrengt. Door de stijgende mate van onzekerheid zien we dat bedrijven steeds minder ver in de toekomst willen plannen. We moeten zorgen dat het vestigingsklimaat goed blijft in Europa, de MKB is namelijk een van de belangrijkste drijfveren van de economie.

Het debat ging verder met de bespreking van verschillende onderwerpen, zoals de invloed van China in Nederland, de noodzaak voor Nederland om minder afhankelijk te zijn van grondstoffen voor defensie, en de rol van het MKB als grote verdienste in Nederland. Ook kwamen de moeilijkheden ter sprake die Nederland ondervindt bij het maken van lastige keuzes zonder terug te vallen in achterhaalde denkpatronen.

Mark Frequin benadrukte tot slot dat de boodschap van de avond niet alleen gericht is op de politieke elite, maar op alle Nederlanders. Hij noemde het een wake-up call die verder moet gaan dan alleen de politieke kringen.

 

Pagina 1 van 2212345...1020...Minst recente »
:)