Verslag Reuring!Café #123 | De nieuwe start van Europa; Hoe gaan we samenwerken?
Op 26 november 2024 vond de 123e editie van het Reuring!Café plaats, met als thema “De nieuwe start van Europa: Hoe gaan we samenwerken?”. Dit Reuring!Café werd georganiseerd in samenwerking met de Nederlandse vertegenwoordiging van de Europese Commissie en van het Europees Parlement. Mark Frequin trad, zoals gebruikelijk, op als debatleider, en de avond werd muzikaal ondersteund door huisband Wizards of AZ. We hadden deze editie maar liefst vijf bankgasten.
Op deze pagina kunt u de samenvatting lezen.
In deze editie stonden de beleidslijnen 2024-2029 van Commissievoorzitter Ursula von der Leyen centraal, toegelicht door Cecilia Thorfinn, plaatsvervangend hoofd van de Nederlandse EU-vertegenwoordiging. In dit overgangsjaar werden uitdagingen en kansen voor een sterkere en veerkrachtige Unie besproken, met een focus op de Green Deal, digitale transitie, kapitaalmarktunie, defensiesamenwerking, civiele bescherming en toekomstgericht landbouwbeleid.
De eerste gast van de avond was Pieter Jeroense, plaatsvervangend algemeen directeur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Als vertegenwoordiger van gemeenten speelt hij een belangrijke rol in het vertegenwoordigen van hun belangen, die deels ook in Europa zijn. Daarnaast werkt hij nauw samen met VNG International, de dochteronderneming van de VNG, die actief is in 25 landen, waaronder Oekraïne, voor een sterke lokale overheid.
Op de vraag “Wat hebben gemeenten met Europa?” gaf Pieter aan hoe Europees beleid het dagelijks leven beïnvloedt. Hij vertelde hoe glasvezelwerkzaamheden in zijn straat, die hij eerst als lokaal initiatief zag, voortkwamen uit Europese regelgeving. Dit toont hoe Europa zichtbaar is in de directe leefomgeving.
De tweede gast van de avond was Mendeltje van Keulen, professor of practice “European Impact” aan de Haagse Hogeschool. Met haar boeken en haar werk binnen het lectoraat zet Mendeltje zich in om Europese zaken toegankelijk en begrijpelijk te maken, niet alleen voor professionals maar ook voor studenten. Ze vindt het belangrijk om hen al tijdens hun opleiding voor te bereiden op de Europese wet- en regelgeving waarmee ze later in hun werk te maken krijgen, en hoe ze deze kunnen beïnvloeden.
Saïd Fazili, directeur Europese Integratie bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, was de derde gast van dit Reuring!Café. Hij benadrukte dat Europa essentieel is om nationale doelstellingen te bereiken, van veiligheid tot economische stabiliteit. Op de vraag van Mark Frequin, “Wat maakt dat Europa nu belangrijker is geworden?”, legde Saïd uit dat we in een wereld leven waarin landen niet langer zelfstandig alle uitdagingen aankunnen.
Saïd sprak daarnaast de hoop uit dat het debat niet alleen binnen de ‘bubbel’ zou blijven van mensen die Europa van nature belangrijk vinden, maar ook de brug zou slaan naar mensen voor wie Europa ver weg voelt of irrelevant lijkt.
De vierde gast van dit Reuring!Café was Tom de Bruijn, oud-minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Buitenlandse Zaken, voormalig Permanente Vertegenwoordiger van Nederland bij de EU, en auteur van het boek Hoogmoed en Onmacht: Geopolitiek in de Europese Unie. In zijn boek concludeert Tom dat de EU soms te ambitieuze doelen nastreeft, waarvoor ze eigenlijk niet de capaciteit heeft. Hij pleit ervoor dat de Unie bescheidener moet zijn in haar ambities en deze beter afstemt op haar daadwerkelijke capaciteit.
De laatste gast van dit Reuring!Café was Fabian Ebbers, coördinator Europa en internationale aangelegenheden bij de provincie Zuid-Holland. Net als gemeenten hebben provincies direct te maken met de uitvoering van Europese regelgeving en de impact daarvan op lokaal beleid. Fabian benadrukte dat deze verbinding tussen Europa, het rijk, en de regio’s essentieel is om effectief beleid te realiseren.
Hij sprak de hoop uit dat het debat aandacht zou besteden aan “de betrokkenheid van ons als regio’s en hoe wij elkaar kunnen versterken, ook richting het rijk.” Hoewel er in de afgelopen jaren stappen zijn gezet, merkte hij op dat de praktijk vaak uitdagend en soms zelfs stroef verloopt. Fabian stelde zich als doel om tijdens het debat een bijdrage te leveren aan het versterken van deze samenwerking, zodat provincies een nog krachtigere rol kunnen spelen in het verbinden van Europese en nationale belangen.
Nadat alle bankgasten geïntroduceerd waren, begon de debatleider Mark Frequin het gesprek.
Het thema defensie staat tegenwoordig hoog op de agenda van de Europese Commissie. Mark Frequin vroeg Tom de Bruijn of dat ook het geval was toen hij in Brussel werkte. Tom antwoordde dat defensie destijds nauwelijks onderwerp van gesprek was, afgezien van vredesmissies buiten de EU. De focus op defensie, specifiek ter bescherming van ons eigen grondgebied tegen dreigingen zoals Rusland, was simpelweg niet aan de orde. Maar door de geopolitieke veranderingen is dat drastisch veranderd.
De huidige Commissie, onder leiding van Ursula von der Leyen, heeft defensie een prioriteit gemaakt. Zij stelde zelfs een speciaal commissaris aan met defensie in diens portefeuille. Tom sprak de hoop uit dat deze ontwikkeling, samen met de nieuwe Commissie, zal leiden tot concrete besluiten op dit gebied.
Saïd Fazili stelde een kritische vraag: “Wat kan Europa en de Commissie op dit gebied eigenlijk doen?” Hij wees erop dat veel defensiezaken bij de lidstaten liggen. Hoewel hij het goed vond dat de Commissie dit initiatief neemt, benadrukte hij dat de uiteindelijke beslissingen in handen liggen van de lidstaten.
Tom de Bruijn stelde dat de Commissie zich moet concentreren op waar haar kracht ligt, namelijk de interne markt. Binnen dat kader kan de EU een significante rol spelen in de ontwikkeling van de defensie-industrie.
Mark stelde Pieter de vraag: “Europa wordt gezien als een plek waar ongelooflijk veel regels worden gemaakt, daar hebben we last van.” Pieter erkende dit beeld, maar benadrukte dat er door gesprekken zoals dit en door de toenemende veiligheidsdruk een kantelpunt lijkt te ontstaan. Volgens hem voelen mensen steeds meer dat er iets moet gebeuren. Pieter haalde ook de coronaperiode aan als voorbeeld, waarin veel mensen begrepen wat de EU deed en zagen dat er scherpe keuzes werden gemaakt. Mark wierp hier tegenin dat zijn ervaring tijdens die tijd juist was dat Europa nergens te bekennen was en volledig op slot leek te staan. Hoewel Pieter ervan overtuigd is dat de houding tegenover Europa langzaam verandert, merkte hij op dat er een duidelijk verschil blijft tussen hoe kleine en grote gemeenten de EU ervaren en waarderen. Dit benadrukt de noodzaak om de dialoog over Europa te blijven voeren, zowel op lokaal als op nationaal niveau.
Tom ging in op de vraag van Mark over dat er te veel regels vanuit Europa komen. Hij noemde dit een mythe. Volgens Tom moeten we juist blij zijn dat de regelgeving vanuit de EU komt, omdat dit voorkomt dat we met 27 verschillende regels van alle lidstaten te maken hebben. Hij benadrukte dat dit uniformiteit en duidelijkheid creëert, wat essentieel is voor een goed functionerende interne markt.
Pieter haakte hierop in, aangezien hij dagelijks te maken heeft met de uitdagingen waar gemeenten voor staan. Hij benadrukte dat gemeenten een enorme hoeveelheid opgaven hebben.
Mark vroeg Fabian of dit op regionaal niveau ook speelt. Fabian legde uit dat het vooral draait om hoe wetgeving uiteindelijk wordt uitgevoerd. “Daar merken we af en toe dat het knelt,” zei hij. Daarom is het volgens hem cruciaal dat regio’s aan de voorkant van het wetgevingsproces beter worden meegenomen.
Cecilia bouwde hierop voort met enkele opmerkingen. Ze benadrukte dat de EU gezien moet worden als een cirkel waarin het lokale, regionale, nationale en Europese niveau met elkaar verbonden zijn. “We hebben veel besloten in het kader van de Green Deal, digitalisering en andere beleidsterreinen, maar in de uitvoering leren we ook veel. Het is niet statisch,” legde ze uit. Daarom is een goede feedbackloop essentieel, waarbij de dialoog soepel en continu moet verlopen.
Daarnaast ging ze in op de relatie tussen de NAVO en de EU. Ze benadrukte dat de NAVO de onbetwiste pijler blijft voor collectieve territoriale defensie, een visie die ook door de Europese Commissie wordt gedeeld. Toch ziet Cecilia mogelijkheden voor de EU om bij te dragen, met name via de interne markt, door de ontwikkeling van de defensie-industrie binnen Europa te versterken. Hiermee benadrukte ze de complementaire rol die de EU kan spelen naast de NAVO.
Het debat werd afgesloten door Fabian, die benadrukte dat de systemen voor inspraak wel degelijk bestaan. Hij richtte zich specifiek op de rol van provincies in defensie kwesties en stelde de vraag: “Waar ligt de grens wat provincies kunnen bijdragen?” Dit is volgens hem niet alleen een Europees, maar ook een nationaal vraagstuk.
Fabian legde uit dat provincies steeds vaker te maken krijgen met vragen rondom de defensie-industrie, zoals het stimuleren van de regionale economie en het creëren van ruimte voor de vestiging van defensiegerelateerde bedrijven. Dit zijn thema’s die al op de agenda van de provincies staan en waar nu actief aan wordt gewerkt. Hiermee onderstreepte hij de cruciale rol van provincies in de verbinding tussen nationale en Europese defensiebeleid.
Na de pauze, met muziek van de Wizards of AZ, was het tijd voor vragen uit het publiek.
Mendeltje legde uit dat het voor uitvoeringsorganisaties vaak een uitdaging is om de juiste aanspreekpunten te vinden. Ze vertelde dat verschillende onderwerpen bij verschillende ministeries liggen. Dit maakt het volgens haar een puzzel om steeds de juiste mensen en kanalen te vinden, wat de samenwerking tussen uitvoeringsorganisaties en beleidsmakers ingewikkelder maakt.
Het centrale thema van de avond kwam opnieuw naar voren: Hoe gaan we samenwerken? En specifiek, hoe doen we dat met een kabinet dat bekend staat om een eurosceptische houding?
Mendeltje benadrukte dat de koers van het kabinet een weerspiegeling is van de keuzes van het electoraat. Tegelijkertijd gaf ze aan dat er binnen ambtelijke kringen juist veel enthousiasme bestaat voor de EU en de samenwerking die deze biedt. Pieter herkende dat eurosceptische beeld ook niet volledig op gemeentelijk niveau, hij zag juist een groeiend positief bewustzijn en een toenemende waardering voor Europa onder gemeenten.
Saïd voegde hieraan toe dat er ook zaken zijn die minder goed gaan. Hij beschreef Nederland als een uniek land: dichtbevolkt, met beperkte ruimte en amper natuur. Hij pleitte ervoor dat Brussel meer rekening houdt met de specifieke kenmerken van een land. “De bouw-, landbouw- en natuuragenda botsen vaak met elkaar,” legde hij uit. Volgens hem is het belangrijk dat Europese regelgeving flexibeler wordt toegepast, zodat deze beter aansluit op de unieke situatie van landen.
Een oproep uit het publiek bracht een ander perspectief naar voren. De spreker uitte kritiek op de neiging van de Nederlandse overheid om bij problemen in de uitvoering direct Brussel de schuld te geven. Hij stelde dat de uitdagingen waar Nederland mee kampt vaak al jaren bestaan.
In tegenstelling tot Saïd, die pleitte voor meer aandacht voor de unieke positie van Nederland binnen de EU, vertelde de spreker dat Nederland zichzelf niet moet zien als een uitzonderlijk land dat speciale regels nodig heeft. “Als wij dat zeggen, zullen andere landen hetzelfde doen,” vertelde hij. Hij benadrukte dat Nederland vooral zijn eigen verantwoordelijkheid moet nemen en werk moet maken van het verbeteren van de uitvoering binnen de bestaande Europese regels.
Cecilia reageerde hierop door te benadrukken hoe belangrijk het is om ook de voordelen van de EU zichtbaar te maken. Ze stelde dat we vaak in gesprek blijven met mensen binnen onze eigen bubbel, terwijl het juist waardevol is om buiten die kring te treden.
Afsluiting
Cecilia sloot af met een positieve noot en benadrukte dat het debat vooral draaide om het “hoe”. Ze vond het inspirerend om te zien dat alle bestuurslagen, vertegenwoordigd aan tafel, de wens hebben om samen te werken.
Fabian gaf aan dat de regio’s klaarstaan om samen met het rijk de uitdagingen aan te gaan. Hij benadrukte dat vanuit de regio’s waardevolle input kan worden geleverd om oplossingen te vinden voor de problemen die we gezamenlijk moeten aanpakken.
Tom pleitte voor eenheid binnen Europa en waarschuwde tegen fragmentatie. Hij benadrukte dat Europa zich niet moet laten verdelen door externe machten zoals Amerika.
Saïd sloot af met de leus “Europa zijn wij zelf.” Tegelijkertijd erkende hij dat we zelf verantwoordelijk zijn als het niet goed gaat. Hij maakte duidelijk dat “nee zeggen” of opkomen voor je eigen belangen geen anti-Europese houding is. Volgens hem moeten we niet bang zijn om onze standpunten krachtig te verdedigen binnen de Europese samenwerking.
Mendeltje deed een oproep aan alle bestuurslagen op de bank. Ze stelde voor om in het komende jaar, waarin de EU elke maand nieuwe voorstellen presenteert, in elk provinciehuis een debat te organiseren.
Pieter verwees naar de situatie in Oekraïne en sprak de hoop uit dat Europa zich vast blijft houden aan de principes van solidariteit en samenwerking.